Reis- & wandelverslagen
Alpen

Alpen

Algemeen

De Alpen hebben een oppervlakte van meer dan 200.000 km² en strekken zich uit van Frankrijk (Franse Alpen) tot ver in Oostenrijk (Tirol) en Slovenië (Julische Alpen) en van Italië tot in het Zuid-Duitse Beieren (Beierse Alpen). Zwitserland is voor meer dan de helft Alpengebied. De Alpen zijn een relatief jong gebergte, gevormd tijdens de Alpiene orogenese in het Tertiair. In de Alpen ontstaan ook de grote rivieren van Europa, zoals de Rhône, de Rijn, de Po en de Inn.

De Alpen (v. Lat. Alpes, v. stam alb- = wit), is het grootste en hoogste gebergte van West-Europa. De naam heeft oorspronkelijk betrekking gehad op de veeweiden op de niet te steile en rotsige berghellingen. Men spreekt in de Duitstalige alpine gebieden trouwens nog van Ätzalpen (zomerweiden) en Heualpen (schralere graslanden die uitsluitend of hoofdzakelijk als hooiland worden gebruikt). Daarnaast kent men onder meer Sennalpen (bergweiden voor melkvee dat gehouden wordt ten behoeve van de bergkaasbereiding) en Galtalpen.

Het hoogste punt van de Alpen is de 4.810 m hoge Mont Blanc, letterlijk ‘witte berg’ dankzij de eeuwige sneeuw op de top van de berg. Andere bekende alpenreuzen zijn de Matterhorn, Zugspitze, Eiger en Großglockner. Veel grote rivieren ontstaan in de Alpen. De belangrijkste zijn: de Rhone, de Rijn en de Po. Bovendien wordt de Donau voor een belangrijk deel gevoed door alpenrivieren. Daarnaast zijn er in de Alpen en in de directe nabijheid daarvan vele meren. De grootste zijn het Meer van Genève, de Bodensee, het Gardameer en het Lago Maggiore.

x Terug naar boven


Ontstaan van de Alpen

De Alpen zijn ontstaan als gevolg van platentektoniek, om precies te zijn het naar elkaar bewegen van de Afrikaanse en Europese tektonische platen, waardoor het stuk van de lithosfeer dat Italië bevat als het ware in Europa gedrukt werd. Dit gebeurde in een aantal fasen, te beginnen in het Krijt (rond 110 miljoen jaar geleden) en met het hoogtepunt tijdens het Paleogeen, zo'n 50 tot 35 miljoen jaar geleden.

Ook tegenwoordig gaat het naar elkaar toe bewegen van de platen nog door. Tijdens gebergtevorming worden delen van de aardkorst omhoog gestuwd, geplooid en over elkaar geschoven. In de centrale zone van het gebergte, waar de twee platen aan elkaar grenzen, bewegen stukken lithosfeer diep de aardmantel in (dit proces noemt men subductie). Sommige van deze delen komen daarna weer omhoog, maar hebben bij hun reis door de diepte metamorfose ondergaan, verandering van de mineralen waaruit het gesteente bestaat.

Net als andere gebergten hebben de Alpen een opbouw met een centrale zone in het midden en aan weerszijden een voorland en een achterland. De centrale zone bestaat uit metamorfe gesteenten uit de diepere delen van de continenten en fragmenten van de aardmantel of van de ooit tussen de twee continenten gelegen oceaankorst. Dit zijn voornamelijk gneisen en schisten. De randen van de continenten werden voor de gebergtevorming, in het Jura en Krijt, bedekt met warme ondiepe binnenzeeën, waar veel organismen leefden die skeletjes uit kalk opbouwden. De randen van de continenten waren daarom bedekt met dikke lagen kalksteen. Tijdens de vorming van de Alpen werd deze kalksteen omhoog gestuwd, geplooid en over elkaar geschoven. Tegenwoordig vormen de dikke lagen kalksteen de Noordelijke en Zuidelijke Kalkalpen aan weerszijden van de centrale zone. Ten slotte liggen aan zowel de zuidelijke als noordelijke flank van de Alpen grote bekkens, waar de aardkorst onder het gewicht van het gebergte naar beneden beweegt. Hier verzamelde zich veel erosiemateriaal uit het gebergte in de vorm van sediment. In het zuiden is dit het Pobekken, in het noorden het Molassebekken in Zwitserland en Zuid-Beieren.

Het reliëf van bergen en dalen is vergeleken met deze processen relatief nieuw. Het werd voornamelijk gevormd in het Kwartair (de laatste 2,5 miljoen jaar), tijdens diverse perioden van flinke vergletsjering (glacialen), waarbij niet alleen de Alpen, maar ook omliggende gebieden bedekt waren met gletsjers. In het gebergte hebben de gletsjers diepe trogdalen uitgesleten en materiaal uit het gebergte meegevoerd naar de vlakkere gebieden in het voor- en achterland. Voorbeelden van door gletsjers gevormde dalen zijn de grote meren van Noord-Italië.

x Terug naar boven


Map Alpen

Op onderstaande kaarten staat aangegeven welke plaatsen we reeds bezochten. De kaart is aanklikbaar en linkt door naar meer details van de bezochte gebieden en gemaakte wandelingen.

x Terug naar boven